Aanleiding en vraagstelling onderzoek
Het praktijkonderwijs kent nu een gedeelde bekostiging: het budget dat een pro-school voor een
leerling ontvangt is gesplitst in een basis- en een ondersteuningsbedrag. Het basisbedrag ontvangt de school rechtstreeks van DUO. Het ondersteuningsbedrag dat de school ontvangt (ook van DUO) wordt afgetrokken van het budget lichte ondersteuning van het samenwerkingsverband.
De omvang van het budget lichte ondersteuning dat het samenwerkingsverband ontvangt, wordt bepaald in de verdeling van het landelijk beschikbare budget over alle samenwerkingsverbanden. De verdeling over de samenwerkingsverbanden ligt vast en is gebaseerd op de situatie van 2012. Omdat de verdeling geen rekening houdt met nieuwe ontwikkelingen, wordt sinds enkele jaren
gezocht naar een nieuw verdeelmodel. Inmiddels lijkt voor het lwoo de oplossing te worden gevonden in de ontwikkeling van een indicator, die de behoefte aan leerwegondersteuning voorspelt bij leerlingen gebaseerd op kenmerken van de thuissituatie van de leerling en zijn of haar IQ. Voor het praktijkonderwijs is een vergelijkbare oplossing mogelijk, maar op dit moment nog niet
uitvoerbaar. Het duurt naar verwachting enkele jaren voor er voldoende gegevens beschikbaar zijn. Daarmee is een verdeelsleutel voor de middelen voor lichte ondersteuning, althans het deel voor praktijkonderwijs, nog niet op korte termijn beschikbaar.
De Sectorraad praktijkonderwijs bepleit directe, ongedeelde bekostiging van het praktijkonderwijs, vergelijkbaar met de bekostiging van vmbo, havo en vwo. Ongedeelde bekostiging zou het verdelingsprobleem op landelijk niveau (over de samenwerkingsverbanden) oplossen, want de bekostiging van het praktijkonderwijs zou geen deel meer uitmaken van het budget lichte ondersteuning.
Conform maatregel 25 van de Verbeteraanpak passend onderwijs, heeft het ministerie van OCW besloten om een verdiepend onderzoek uit te laten voeren naar de vraag wat de (financiële) consequenties zijn van directe bekostiging van het pro en mogelijke alternatieven voor bekostiging. Deze vraag richt zich zowel op de effecten voor de bekostiging van het pro als voor de systematiek van passend onderwijs. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van literatuurstudie, analyse van registerdata, landelijke enquêtes onder samenwerkingsverbanden en pro-scholen,interviews en mini-casestudies.
Twee hoofdvarianten: gedeeld en ongedeeld
Het onderzoek heeft zich gericht op twee hoofdvarianten van de bekostiging praktijkonderwijs,
namelijk de huidig, gedeelde bekostiging of een nieuwe, ongedeelde bekostiging. In de overweging om wel of niet voor een ongedeelde bekostiging te kiezen, speelt ook de vraag mee of dat consequenties heeft (of zou moeten hebben) voor toekenning van de toelaatbaarheidsverklaring (TLV) voor het praktijkonderwijs. Naast de twee hoofdvarianten van gedeelde of ongedeelde bekostiging is er daarom een onderscheid in twee subvarianten te maken:
1. Hoofdvariant gedeelde bekostiging
Handhaving huidige model van gedeelde bekostiging met bevoegdheid over TLV bij het
samenwerkingsverband
2. Hoofdvariant ongedeelde bekostiging
a. Subvariant: model van ongedeelde bekostiging met bevoegdheid over TLV bij de
pro-school
2
b. Subvariant: model van ongedeelde bekostiging met bevoegdheid over TLV bij
het samenwerkingsverband
Conclusie: keuze voor ongedeelde bekostiging
De huidige bekostiging van het praktijkonderwijs is gebaseerd op een gedeelde bekostiging. De bestaande situatie kenmerkt zich op landelijk niveau door een grote mate van stabiliteit: de kengetallen rondom instroom en leerlingenaantallen in het praktijkonderwijs zijn al vele jaren stabiel, hoewel de laatste jaren een lichte stijging van het percentage pro-leerlingen binnen het voortgezet onderwijs laten zien.
Bij de invoering van passend onderwijs werden de bevoegdheden over budget en toelaatbaarheid beide bij het samenwerkingsverband belegd. Op die manier zou er een natuurlijke rem komen op het toelatingsbeleid van de samenwerkingsverbanden, die immers zelf de financiële gevolgen van al te sterke groei zouden moeten dragen. Als belangrijk nadeel van de huidige, gedeelde bekostiging wordt genoemd dat leerlingen niet in het praktijkonderwijs geplaatst zouden worden vanwege financiële problemen in het samenwerkingsverband. Het onderzoek laat zien dat dat bezwaar reëel is. Bij een op de tien samenwerkingsverbanden is er daadwerkelijke sprake (geweest) van maatregelen om de instroom te beperken. Van belang is dat de primaire reden voor de beperking van instroom niet bij het praktijkonderwijs ligt, maar bij de financiële situatie van het samenwerkingsverband. Maatregelen als het strikter hanteren van de criteria, het blokkeren van zijinstroom vanuit het vmbo of het stellen van financiële consequenties aan de instroom van leerlingen stellen niet het belang van de leerling voorop.
Een andere, meer principieel bezwaar tegen de bestaande gedeelde bekostiging is dat het praktijkonderwijs daarmee in een uitzonderingspositie wordt geplaats ten opzichte van andere schoolsoorten in het voortgezet onderwijs.
De voor- en nadelen van de twee bekostigingsvarianten afwegend luidt de conclusie dat er twee valide argumenten zijn om tot een ongedeelde bekostiging te besluiten:
− Het inherente en ook reëel bestaande risico in de huidige gedeelde bekostiging dat er
beperking op de instroom van het praktijkonderwijs ontstaat vanwege de financiële problemen bij samenwerkingsverbanden.
− Het onderscheid in bekostigingssystematiek plaats het praktijkonderwijs in een, naar beleving van betrokkenen, ongelijkwaardige positie ten opzichte van andere vo-schoolsoorten.
Invoering van alleen ongedeelde bekostiging (zonder verandering in de TLV-bevoegdheid) zal niet leiden tot veranderingen in de bestaande praktijk van TLV-aanvragen en -toekenningen. Veruit de meeste partijen geven aan de bestaande, regionale werkwijze en samenwerking te willen behouden. Zij verwachten in grote meerderheid geen veranderingen. Op grond van de onderzoeksuitkomsten wordt aanbevolen om te kiezen voor ongedeelde bekostiging voor het praktijkonderwijs.
Conclusie: keuze voor TLV bij samenwerkingsverband
In de afweging om tot een ongedeelde bekostiging voor het praktijkonderwijs te komen speelt een rol dat bij de invoering ervan veel hetzelfde zal blijven: er worden geen grote veranderingen verwacht. Ook als de beslissingsbevoegdheid over de toelaatbaarheid tot praktijkonderwijs zou verschuiven van de samenwerkingsverbanden naar de pro-scholen lijkt het niet aannemelijk dat er directe, grote veranderingen zullen optreden in leerlingenaantallen of in de samenwerking. Het effect kan per regio verschillen, maar ook hier geldt dat de meeste regio’s zullen vasthouden aan gezamenlijk ontwikkelde praktijk.
Auteurs: drs. Ton Eimers, Rita Kennis MSc