De Nederlandse aanpak van het voortijdig schoolverlaten kenmerkt zich sinds het begin van de jaren negentig door een sterke nadruk op preventie, maatwerk en verantwoordelijkheid voor lokale partijen, de scholen in het bijzonder. Hoewel kwalitatief de samenwerking en de preventie in de school zijn verbeterd, blijft het aantal voortijdig schoolverlaters onveranderd hoog en is er nog geen sprake van een doorbraak in de bestrijding van uitval. Waarom is het nog niet gelukt om het probleem van voortijdig schoolverlaten op te lossen?
Voortijdig schoolverlaten is een complex en hardnekkig probleem. Om de Lissabon doelstelling van een reductie met 50 procent te realiseren is meer resultaat nodig dan op dit moment wordt gerealiseerd. De huidige beleidslijn voor de aanpak van het voortijdig schoolverlaten is ingezet begin jaren negentig. Nu, tien jaar later, is er een zekere behoefte aan herbezinning. Niet omdat het beleid zonder succes is, maar wel om in te kunnen spelen op nieuwe ambities en nieuwe perspectieven.
Wat zijn de mogelijkheden van de centrale overheid om, bijvoorbeeld via wet- en regelgeving, decentrale partijen te ondersteunen bij hun aanpak? Klopt ons beeld van de voortijdig schoolverlater wel met de werkelijkheid? Wat zijn de maatschappelijke perspectieven van voortijdig schoolverlaters? Is een nieuwe balans tussen centraal en decentraal beleid nodig? Volstaan de ijkpunten, zoals de startkwalificatie, nog steeds, of zijn nieuwe ijkpunten nodig?
Op basis van literatuurstudie en inbreng van experts wordt in het rapport ‘Vroeg is nog niet voortijdig’ een aanzet gegeven voor een nieuwe visie op het fenomeen voortijdig schoolverlaten.
Download de publicatie hieronder.
Auteurs: drs. Ton Eimers