De maatregelen in verband met covid-19 hebben sinds maart 2020 grote invloed op het onderwijs. In alle onderwijssectoren is voor een kortere of langere periode onderwijs op afstand gegeven. De Inspectie van het Onderwijs heeft hierover op verschillende momenten contact gehad met onderwijsinstellingen en onderwijsbestuurders en heeft daarover verslag gedaan in de covid-19-monitor (zie: https://www.onderwijsinspectie.nl/onderwerpen/corona-onderzoeken).
In aanvulling daarop hebben onderzoekers van KBA Nijmegen en het Kohnstamm Instituut onderzoek gedaan met als doel informatie te krijgen die niet gestructureerd is vastgelegd in die monitor. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van OCW en de resultaten zijn door de Inspectie van het Onderwijs gebruikt bij het opstellen van de Staat van het Onderwijs 2021.
Het onderzoek
Er zijn eind 2020 acht online focusgroepen gehouden. Hieraan hebben 33 vertegenwoordigers van de Inspectie van het Onderwijs – merendeels onderwijsinspecteurs – deelgenomen. In de focusgroepen kwamen vragen aan de orde over de kwaliteit van het onderwijs, over goede initiatieven en acties en over kansen en risico’s. Het beeld dat uit de gesprekken naar voren komt, is vooral gebaseerd op de contacten van onderwijsinspecteurs met onderwijsinstellingen. Schoolbezoeken en lesobservaties waren tijdens de lockdown niet mogelijk en ook daarna waren er beperkingen.
Kwaliteit van het onderwijs ten tijde van covid-19
Voor alle onderwijssectoren was het verzorgen van onderwijs tijdens en na de lockdown een uitdaging. De inspecteurs zien grote verschillen tussen scholen/instellingen binnen dezelfde sector qua onderwijsaanbod en gegeven ondersteuning en begeleiding. Volgens de inspecteurs leverden het bestaan van een visie op afstandsonderwijs, vaardigheden van leraren in het verzorgen van onderwijs op afstand en in het gebruik van ICT in het onderwijs en het zicht hebben op de vorderingen van de leerlingen/studenten belangrijke bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs tijdens de lockdown.
Goede initiatieven/acties
Goede initiatieven of acties waren onder meer het werken van scholen/instellingen aan een visie op afstandsonderwijs en de inzet van ICT in het onderwijs, het werken aan professionalisering van leraren en docenten, het ontwikkelen van alternatieven die bijdragen aan de beroepspraktijkvorming en het aan leerlingen/studenten ter beschikking stellen van apparatuur om thuis te gebruiken.
Kansen en risico’s
De inspecteurs zien verschillende kansen voor het onderwijs na de coronacrisis. Veel leraren zijn vaardiger geworden in het gebruik van ICT in het onderwijs en zetten in de les gemakkelijker digitale hulpmiddelen in dan vóór de coronacrisis. In het speciaal, primair en voortgezet onderwijs is er nu meer en soms beter contact met ouders en worden ouders nu meer als informatiebron gezien. Sommige leerlingen profiteerden van de kans om thuis onderwijs te volgen, doordat zij in eigen tempo en in de rust van de thuisomgeving konden werken.
Belangrijke risico’s voor de kwaliteit van het onderwijs die worden gesignaleerd, zijn de hoge werkdruk voor leraren, de negatieve invloed van onderwijs op afstand op de onderlinge contacten en de motivatie van leerlingen/studenten en het gegeven dat niet alle leraren/docenten bedreven zijn in het verzorgen van online onderwijs en in het op afstand begeleiden van leerlingen/studenten. Vooral in het primair onderwijs zien inspecteurs dat verschillen op cognitief gebied tussen leerlingen binnen klassen groter zijn geworden. In het speciaal onderwijs zien zij vooral risico’s op het gebied van de sociaalemotionele ontwikkeling. Een belangrijk risico in verschillende onderwijssectoren is het uitvallen of met beperkingen doorgaan van stages/beroepspraktijkvorming. Dit, en het in sommige gevallen tekortschieten van online onderwijs, leidt tot het risico op studievertraging.
Auteurs: dr. Ed Smeets, dr. Annemarie van Langen