Jaarlijks stopt ongeveer een kwart van alle instromers in het Nederlandse hoger onderwijs in of direct na het eerste jaar met hun studie. Zij stappen over naar een andere opleiding of verlaten het hoger onderwijs voorgoed. Het hoge percentage uitval onder eerstejaarsstudenten komt ook in andere landen voor en er is al veel onderzoek naar verricht. De verklaringen voor de uitval die in de onderzoeksliteratuur worden aangedragen dienen – impliciet of expliciet – vaak als uitgangspunt voor hogeronderwijsinstellingen (soms in samenwerking met scholen voor voortgezet onderwijs en/of mbo-instellingen) om interventies te initiëren ter voorkoming van studieuitval. Niet altijd is echter duidelijk welke redeneerlijnen er ten grondslag liggen aan deze interventies. Ook wordt lang niet altijd onderzocht of en waarom de interventies effectief zijn. KBA Nijmegen heeft op verzoek van NRO een inventarisatie uitgevoerd van potentieel succesvolle interventies ter voorkoming van vroege studieuitval in het hoger onderwijs. De populaire term ‘de eerste 100 dagen in het hoger onderwijs’ is daarbij breed opgevat; we hebben gezocht naar interventies die zich afspelen rondom de overgang naar hoger onderwijs. Dat kunnen dus zowel interventies voor als na de poort zijn; voorafgaand aan of volgend op de entree in het hoger onderwijs.
De database die de studie heeft opgeleverd, reikt praktisch bruikbare en onderbouwde kennis aan voor hogeronderwijsinstellingen die maatregelen overwegen om de overgang naar hoger onderwijs te versoepelen. De vergelijkende analyses leiden tot meer inzicht in de werkzaamheid en overdraagbaarheid van interventies en de witte vlekken in de beschikbare kennis.
Auteurs: dr. Annemarie van Langen, dr. Ed Smeets, drs. Bianca Leest